"Jacob CLOETE was 'n Duitser van Keulen en het waarskynlik in 1655 na die Kaap gekom. Hy was een van die eerste vryburgers van 10 Augustus 1657. Hy verkry 'n plaas aan die Liesbeekrivier. In 1671 vaar hy terug na Europa, maar keer weer na die Kaap terug as korporaal. Hy was getroud met Sophia (Fytje) RADERGEORTGENS. Sy was van Oedt, Reinland in Pruise voordat hulle na die Kaap gekom het. Sy land aan die die Kaap op 16 Maart 1659." [1][2]
"Pieter Radegeortgens van Oedt in 't lant van Ceulen, hier te lande gecoomen voor vrijman met 't schip Aernhem den 16en Meert ao. 1659 met sijn suster Fijtje raderotjes, huijsvrouwe van den vrijborger Jacob Cloeten"[3][2]
Sophia het 'n broer, Pieter, aan die Kaap gehad. [2]
In Desember 1658 het hy 40 beeste, en 146 skape besit. [2]
Met die Khoikhoi opstand in 1659 was Jacob en 'n vriend, Jan Martensz de Wacht, besig om hulle beeste op te pas. Die vrouens wat in die huis was, het 'n bende Khoikhoi gewaar en hulle gewere betyds gegryp om die Khoikhoi te help afslaan. [2]
Jacob was uitgevang omdat hy betrap was dat hy wederregtelik graan verkoop het, in plaas van om dit aan die Kompanjie te verkoop. Hy was ook aangekla vir ruilhandel, diefstal ensluikhandel.[2]
KINDERS
b1 Elsje gebore in Europa, X 9 Sep 1668 Willem van der Merwe
b2 Gerrit gebore in Europa (latere Heemraadslid), X 26 Aug 1674 Catharina Harmans
b3 Catharina gedoop 4 Apr 1660, X 28 Jan 1680 Jan van Brienen
b4 Coenraad, X 26 Jul 1693 Martha Verschuur
In Januarie 1671 is sy seun, na die dood van sy vrou, in die sorg van Wouter Cornelisz Mostert en sy dogter en by Frans Gerritsz en sy vrou, geplaas. In Februarie kry Cloete toestemming om die Kaap te verlaat nadat hy sy tydperk van 20 jaar as Vryburger uitgedien het: "Wijders bij eenige van de landbouwers alhier, naementlijck Jacob Cloethen van Keulen en Jacques Braekenij van Bergen in Henegouw, den Raad verthoont zijnde, dat deselve, vermits expiratie van hunn[e] respectiven tijden, die bij d' E. Compe. voor de vrijluijden allomme in India wonende, gestipuleert zijn, alsnu genegen waeren met dese retourvloot wederom nae 't vaederland te keren ende dierhalven daertoe consent versoghten: Soo is aan deselve, om dat tot geen lange[r] verblijff zijn te disponeren geweest, zulx toegestaen, mits betaelende alhier sodanigen cost ende transport gelt als daertoeis gestelt."[4].
Hy moes weer by die VOC aangesluit het, want hy is 23 Mei 1693 vermoor terwyl hy as korporaal in die Kaapse garnisoen gedien het. Volgens Dan Sleigh egter was hy tweede in bevel van die buitepos Clapmuts en op besoek aan die Kaap toe hy vermoor is. Hy was voorheen een van die eerste Vryburgers en met sy dood die oudste persoon op die VOC se monsterrol.
"Dezen avond tusschen 8 a 9 uuren is niet verre van't castel en by't vleeschhuis vermoord Jacob Cloeten . . .men vond hem deerlyk mishandeld met drie houwen in't hoofd en twee steken in de borst . . .leggende is syn bloed gewenteld" lui die Joernaal. Sy wapens en ander besittings is nie aangeraak nie. "Daghregister", uit Dan Sleigh se "Die Buiteposte".[5] Hy het ook 25 kleiner steekwonde gehad. Dit was eienaardig dat sy eie swaard nie eens uitgetrek was nie, en dit kan waarskynlik daarop dui dat hy verras is en geen weerstand kon bied nie.
"Saterdagh den 4 Februarij 1696, des voornoens.
Voor de volle vergaderinge.
De Edle. Heer Gouverneur ter vergaderinge gedemonstreert hebbende hoe dat diversse gecontumaseerdens ende ter dood gevonnisde moordenaers, als namentlijck Christiaan Hols van Brinck, Jan Hendrick Schoonheck van Garlen, Jan Casperssen van Hassel, alle soldaten in dienst der E.Compe. over haerluijder particuliere moorden op diversse tijden aan de persoonen van den vrijborger Claas Plomp,Jacobus Jansz soldt., en den Hottentotscapiteijn Brasman begaan, van gelijken ook die persoon off persoonen die den corporaal, Jacob cloeten, op 's heeren straaten seer erbarmelijck heeft of hebben gemassacreert gehad, en haar daer op voortvlughtigh gestelt hebbende, niet jegenstaande alle diligentie en aengewende devoiren der officieren en dienaeren van de justitie, openbare en personeele citatien, als mede gestatueerde praemien tot noch toe niet te voorscheijn gekomen waren, nochte door den fiscaal, Ianddrost, of eenigh dienaar van Justitie hebben connen achterhaalt, geapprehendeert, noch in handen van de Justitie gebraght werden: Ende dat deselve grove delinquenten sigh als noch soo ten platten lande als in 't geberghte onthoudende sijn, en hun onderhoud (niet jegenstaande het verbod) door eenige qualijck geintentioneerde landsaten weten te becoomen, en van de selve met geweer, kruijt, loot en tabacq versien werdende, tot die extravagantie gecomen sijn, van selffs over 't geberghte t' trecken, grof en klijn vee van de Hottentotsse natien in te ruijlen, ende bij haar wederkomste de selve voor een seer geringe prijse aan sommige vrijluijden weder over doen, en daar door bedeckt ende verborgen blijven: dat noch wijders aan Stellenbosch, Drakenstein en in 't omleggende geberghte ook dagelijx omswervende en vagabonderende sijn diversse andere deserteurs, banditen en gefugeerde swarte jongens, gewapent en ongewapent, en onder de selve mede den soldaat in de wandelinge genaamt den Poolssen Edelman of Baron, en eener Jan du Seine, geboortigh van Grisons, beide seer fameuse schelmen. Omme dese Colonie dan, tot conservatie van de g'meene ruste ende handhavinge van de Justitie, van alle soodanige delinquanten t' suijveren, Soo is omme daer inne tijdelijck t' versien enhaar verder quaad voor te comen, hoogh nodigh geacht, en vervolgens eenpaarlijck geresolveert ende beslooten de eerst genoemde delinquanten, de welcken over haar begaene moorden als voors. ter dood sijn verwesen, te verklaren gelijck verklaart werden bij desen, voor veldvluchtigh, woestballingen en vogelvrij, in dier voegen dat ijmand, wie hij ook soude mogen wesen, deselve of eenige van dien, 'tzij Ievendigh of dood quame te apprehenderen of in handen van de Justitie dede comen, voor den levendige sal genieten een premie van Rs. 100 en voor den doode 50 dos.; dat ook die geene de welcke dengeseiden Poolssen Edelman of Baron, als mede de voors. Jan du Seine sal comen te ontdecken, achterhalen, ofte apprehenderen, datse in handen van de justitie geraaken, tot een praemie van ijder van dien genieten sal de somma van gelijcke 50 Rs. met authorisatie aan alle ende een ijgelijck deser ingesetenen, dat ingevalle in 't apprehenderen, den soogenaemde Poolschen Edelman, Jan du Seine, mitsgs.eenige andere deserteurs, vagabonden als mede g'aufugeerde slaven, gewapent of ongewapent sijnde, haar metter daad quamen te opposeren of haar trachten door de vlught te salveren, deselve in dat geval vrijelijck te mogen ververmincken, t' slaan, met hagel in de beenen te schieten, en op verdere mogelijcke manieren soodanigh t' belemmeren, dat die daer door connen g'apprehendeert en vervolgensin handen van de Justitie connen overgelevert werden: ende op dat de apprehensie des te facielder vermach t' geschieden, Soo is verder geresolveert dat niemant, hij sij wie hij ook sij, eenige van deese moordenaars, banditen, vagabonden en fugativen met het minste onderhoud noch nachtruste (ongelet haarluijder dreigementen) sal vermogen t' assisteren off accomoderen op de poene tegens de ophouders van moordenaars, bandieten, vagabonden en fugativen gestatueert. Bevelende eindelijck den fiscaal, landrost der selver veldwachteren, en alle anderen haar dienaren, omme tot uijtvoeringe van dese onse Resolutie, alle naarsticheijt en vigilantie sonder eenige conniventie aan te wenden."[6]
Aankoms: Daar word beweer dat hy saam met Jan van Riebeck in die Kaap aangekom het. Daar is geen lyste van wie saam op die skepe was nie, dit kan dus nie bevestig word nie. Die korrektheid van die bewering word egter betwyfel aangesien daar in geen amptelike rekords melding van hom gemaak word voor 1657 nie. [2]
Ouers: Conradt Klauten en Catharina (van onbekend) [2]
- verslag van dood: Inskrywing in die joernaal van Saterdag, 23 Mei 1693: Deesen avond tusschen 8 á 9 uuren is niet verre vant casteel en by't vleeschhuys vermoort Jacob Cloeten, corporaal in diest der E. Compagnie, d'oudste van Comp's dienaaren als hebbende den grondslag deser colonie helpen leggen, en zynde geweest d'eerste vryman, dog naderhand wederom in Comp's dienst gekeerd……. men vond hem deerlyk mishandeld met drie houwen int hoofd en twee steken in de borst, alle vyf doodelyk, behalven nog 25 mindere quetsuuren, leggende in syn bloed gewenteld met zyn degen op syde en in de schcide, soodat hy verradelyk aangetast most zyn, als hy anders nog rap ter been en soo dispoost als een jongman van 25 jaren en onverzaagt was. Aangesien niemand vir sy dood tereggestaan het nie is daar slegs 'n vermoede dat dit die volgende veroordeelde moordenaars is aangesien hulle op die selfde tyd uit aanhouding ontsnap het nl. Christiaan Hols van Brinck, Jan Hendrick Schoonheck van Garlen en Jan Casperssen. Ten teie van hulle oortredings was hulle in diens van die V. O. C. as soldate. Hulle is skuldig bevind vir die dood van die vryburger Claas Plomp, die soldaat Jacobus Ljansz en die Hottentotkaptein Brasman. [2]
Huwelik: Op Dinsdag, 31 Mei 1650 met Fytje Raderojes. [2]
- plek: In die Katholisch Kirche, Oedt, Rheinland, Preussen, Duitsland. [2]
Hy het op 10 Augustus 1657 'n Vryburger geword en op 10 Oktober 1657 ontvang hy 'n plasie aan die Liesbeekrivier naby die teenswoordige Rondebosch. In 1665 het hy reeds 40 beeste en 146 skape gehad.
In 1671 verlaat hy die Kaap en is terug na Europa, maar keer later weer terug as korporaal in diens van die V. O. C.
In Januarie 1671 het die hof sy twee jongste kinders in pleegsorg geplaas. Sy dogter, Catharina (b3) so 11 jaar oud, by Frans Gerritz en sy seun, Coenraad (b4) so nege jaar oud by Wouter Cornelisz Mostert.
Hy het op die volgede kriminele aanklagte voor die hof verskein: *ruilhandel - 10 Julie 1660, 16 Februarie 1664 en22 Augustus 1668 *diefstal - 19 Maart 1661 *sluikhandel - 18 Augustus 1666 *verkoop van graan - 17 julie 1670.
Hy was 'n bedrewe jagter en het selfs 'n renoster geskiet.
Sy swaer, Peter Raderotjes, het as plaashulp vir hom gewerk vanaf sy aankoms in die Kaap in 1659 tot in 1660. Sy swaer het toe werk by die Kompanje gekry as bauwman. (lanboukundige)
Hy was 'n ondertekenaar van die eerste klagskrif aan Jan van Riebeeck.
Hottentot-opstand:
Op 5 Mei 1659 het hy 'n petisie onderteken oor die astrantheid van die Hottentotte.
Op 21 Mei 1659 het sy vrou en kinders tydelik padgegee vir hulle eie veiligheid. Hy het op sy plaas gebly.
Op 17 Junie 1659 was daar weer 'n aanval op sy huis en sy vrou het nog gewere van die huis af gebring.
By 'n ander geleentheid in 1659 was hy en 'n vriend, Jan Martensz Wacht, besig om die vee op te pas toe die vrouens 'n bende Khoikhoi sien aankom. Hulle het die gewere gegryp en die aanslag afgeweer.
Op 18 Desember 1659 het hy een van die weggelope samesweerders, ene Hendrik Cloppenburgh, gevang.
Events (English)
In the muster rolls dated 15 February 1658 he is listed as a member of 'Hermans Companie' as one of the three owners.
In 1660 he is listed with his wife, Fijckje Raderotjes and three children, still part of the Hermans Company but there are now just two members of the company, he and the eponymous Harman Remajen. Working with (or for) them are three hands from the Netherlands (Nederlandse dienaars), Jacob Bruijns from Bom, Pieter Raderotjes, her brother, and Hans Cornelisz van Langeland.
In 1661 he is no longer part of Hermans Company, but is listed as an individual free farmer at Uijtwijk with his wife and three children, and Netherlands hands Toecke Sijboltz from St. Alskercq and Bastiaen Castier from Oostenden.
André van Rensburg, on his Stamouers web site, states that in January 1671 his daughter was placed with Frans Gerrits and wife, and his son with Wouter Cornelis Mostert. He does not give a source for this information, but it was presumably in preparation for his leaving the Cape.
In February 1671, his required time as a freeman served, he was granted a passage back to the Netherlands on the return fleet.[7] Later he re-entered the Company's service and was a corporal at the time of his death in 1693.
Des achternoens hoorden van onse oppermeester berichten als dat soo even de huijsvrouw van de vrijborger Jacob Cloeten in den Heeren was ontslapen, daer die arme man met sijn vier kinderen veel aen verloren hebben … [8]
Wife to CLOETE stamvader, she arrived (16 March 1659) on the "Arnhem" together with daughter, Elsje Jacobs: Cloete & her brother (as a freeman) Pieter Raderotjes ... Pieter Raderotjes van Ut in 't lant van Ceulen, hier te lande gecoomen voor vrijman met 't schip Aernhem den 16en Meert ao. 1659 met sijn suster Fijtje Raderotjes, huijsvrouwe van den vrijborger Jacob Cloeten ... [8]
In that same year (1665) we have a fascinating description of the CLOETE home at their farm on the Liesbeeck which was originally the southern portion of the farm later known as "Ecklenburg" ["Eijklenberg"] & its amicable "half-naked & pregnant" mistress by Wouter Schouten (1638-1704) when writing about his visit (11 March-21 April 1665) to the Cape of Good Hope when sailing ex Batavia in the Return Fleet on the "Rysende Son" [8]:
"... Here we saw also the life of the Dutch farmers, who around here (& even for a good distance inland) have established themselves & settled down, well knowing how to look after their cattle, by taking them in the morning out into a grassy pasture, or where it may be, & in the evening bringing them into the stables again, which is necessary because of the multitude of wild beasts, although otherwise these folk live in considerable poverty, at least most of those who dwell far inland.[8]
I still remember how once the 3 of us wanderers had gone inland on a certain occasion, & were suddenly overtaken by dusk when we found ourselves near the most distant of the farm-houses, right behind the Table Mountain.[8]
Because of the wild beasts we did not dare to go back in the dark of night so long a way as we had come in our wanderings; so we resolved to beg the poor farmer for shelter (but for good payment) & set our course for the solitary farm-house.[8]
On coming there we were amicably greeted by the half-naked pregnant wife (from Cologne by birth), since her man was out, & invited into the little glassless house, & brought into the best room, which in this cold night was airy & chilly enough since there was no glass nor any shutters there.[8]
And there, when the man [Jacob Cloete] came home we ate a truly frugal evening meal, the best the folk could provide.[8]
Then (at our request) they made our bed or sleeping-place in the cowshed, where our diligent hostess threw some straw on the floor, & to make all as fine as might be spread over it a little piece of sailcloth.[8]
This stable was full of oxen & cows, so that the cold, which was by now pretty overpowering, was made the more tolerable by these 4-footed companions.[8]
Nevertheless we could sleep little for the first part of the night, because of a wanton calf that came into the stable (which was pretty long) & because of the strange visitors began to run about & make gay capers in the darkness, & over and over again was to be hard making for us at full gallop.[8]
Thus we had enough to do to turn the calf away in his mad career, by our loud laughter & by all of us stretching out our legs, so as not to be overrun by his helter-skelter leaps.[8]
But the diligent stableman was merrily on the go in this night-attack, & called to us reassuringly "Be of good cheer, Messieurs, I will manage to turn the crafty yearling away".[8]
Meanwhile he defended himself with great bravery as a bold soldier in this calf-war, assuring us that a calf can see by night & would know how to avoid us in his scampering calf-leaps, which we also found to be true; yet all the efforts of the stableman were in vain.[8]
So we let the calf scamper until it was tired, & in the morning found our bed-place sown with cow-dirt along the foot-end, with which it seemed to have honoured us in the night by way of welcome.[8]
Rising, we paid our poor host, & set off again, & so came aboard, where we often reminded each other of our adventure with the scampering calf in the cowshed …[8]
Note: The stableman referred to above would have been one of the 3 knechts on record (1665) as being employed by Jacob Cloete [8]:
http://www.e-family.co.za/ffy/g5/p5324.htm Illustration: Wouter Schouten (1638-1704), - author of "Oost-Indische-Voyagie; vervattende veel voorname voorvallen en ongemeene vreemde geschiedenissen, bloedige zee- en landtgevechten tegen de Portugeesen en Makassaren ...’ (Amsterdam 1676)
Mrt 6, 1707"Hendrik Biebouw / Bibault ... son of surgeon Detlev Biebow (from Mecklenburg) & immigrant orphan girl Willemintje Ariens: de Wit (from Rotterdam) - shipped out with 7 other orphan girls on the ship China (1688) ... step-son of Stellenbosch deacon Jacob Pleunis (from Orsoy [Rheinburg]) ... his biological father & step-father both sire illegitimate children {Susanna} by Malagasy slave women Susanna [ed. This is actually Diana van Madagascar - see: http://e-family.co.za/ffy/exhibits/timeline-diana.pdf [Delia Robertson] [9][10]] & Lijsje van Madagascar respectively] … who goes on a rampage (1707) with his 3 unmarried cohorts - coinciding with free-burgher Adam Tas et al agitation against Willem Adriaan van der Stel's governership & cronyism - assaulting the miller at Stellenbosch, Sebastian Schroeder (from Schledehausen near Osnabrück) thereby gaining latter-day notoriety & commemoration for uttering contumaciously to interceding Landdrost Johannes Starrenberg: "ik wil niet loopen, ’k ben een Africaander al slaat die landrost myn dood, of al setten hij mijn in den tronk. Ik sal, nog wil niet swygen" ... which quote (since 1928 & subsequently) - arguably - is generally taken out of context, politically reconstructed & claimed to represent the beginnings of latter-day "Afrikaner" identity ...
• Jan Cloete - grandson of murdered cattle rustler Jacob Cloete (from Cologne) & youngest son of intrepid hunter & Drakenstein ensign Gerrit Cloete (from Cologne) who farmed at "Idas valley", Stellenbosch & "Allesverloren", Riebeeck Kasteel whose older brother Jacob Cloete (1675-1713) mercilessly (fatally?) beats up (1696) 'stamvader' Jan Smit (from Maastrict [Limburg]) – aided & abetted by another Cape-born youngster Jan Harmensz: Potgieter (1674-1733) “saying that a Cape-born man should not give way to a fellow from the fatherland” (seggende 't is niet te dulden dat een Caaps kindt voor een vaaderlandts keerel souden moeten swigten ...); and
16 February 1664: Jacob Cornelis: [van Rosendael (from Amsterdam)], Willem Willems: [akaWillem 'de Lierman' (from Deventer)], & J.C. Visser [Johannes Coenraedsz: Visser (from Ommen) akaJan 'Groff'], are, on their own confession, fined each 6 Rds. For bartering sheep, & the sheep are forfeited. A charge of bartering 4 sheep at the house of J.C. Visser, is brought against Jacob Cloeten (from Cologne), but no decision is noticed. [Council of Justice] [Mansell Upham] [19]
Gesin (vrou en twee [oudste] kinders) sluit by hom aan 1659 Kaapstad [12]
1665 Kaapstad: onder die grootste veebesitters Gereken [12]
1685 Klapmuts. Weens 'herhaaldelike diefstal op die pos' In hegtenis geneem. Hulle vonnis van gesel, brandmerk en harde arbeid van 25 jr op Robbeneiland is ter syde gestel; al hul besittings is gekonfiskeer en hul is na Klapmuts teruggestuur om gratis te werk (en sou by 'n tweede oortreding die doodstraf kry)...[12]
Occupation
Served as Corporal in the Dutch East India Company's service. Returned to Europe for an unknown reason but was back in the Cape by 1671 as a Free Burger. Obtained a farm on the Liesbeek river on 10th October 1657. [12]
Cause: Murdered [12] by deserters close to the castle. [12] (homicide [17])
"Deesen avond tusschen 8 à 9 uuren is niet verre want casteel en by't vlecschhuys vermoort Jacob Cloeten, corporaal in dienst der E. Compagnie, d'oudste van Comp's dien g aren als hebbende den grondslag deler colonic helpen leggen, en zynde geweest d'ecrste vryman, dog naderhand wederom in Comp's dienst gekeerd . . . men vond hem deerlyk mishandeld met drie houwen in't hoofd en twee steken in de borst, alle vyf doodelyk, behalven nog 25 mindere quetsuuren, leggende in syn bloed gewenteld met zyn degen op syde en in de schcide, soodat hy verraderlyk aangetast most zyn, als hy anders nog rap ter been en soo dispoost als een jongman van 25 jaren en : onverzaagt was."[12][23]
Sources
↑ This to me indicates that his LNAB should be Klauten and not Cloete, that would have been the Dutch spelling of the German surname. Entered by Philip van der Walt April 5, 2014.
↑ "Deutschland Heiraten, 1558-1929," database, FamilySearch (https://familysearch.org/ark:/61903/1:1:J4GN-KXD : accessed 15 May 2016), Jacob Klauten and Feigen Radergoertgens, 31 May 1650; citing Katholisch, Oedt, Rheinland, Prussia; FHL microfilm 176,143. [16 May 2016. Added by Ronel Olivier 16 May 2016.
↑ "Jacob Cloeten is op 16 Maart 1692 vermoor". Sien C.681: Orig. Placcaatboek, 1686-1709, p. 228. Volgens die Dagregister is hy egter op 23 Mei 1693 vermoor. Franken beweer dat Cloete maar toe 'n jongman van 25 was, in werklikheid was hy baie ouer.[this is not what is being said here - the author is implying that he was 'as light at foot as any man of 25 years' Philip van der Walt May 25, 2015.)
GC de Wet, Vryliede en Vryswartes aan die Kaapse Nedersetting
AJ Boeseken, Jan van Riebeeck en sy Gesin
JLM Franken, "Dr J Hoge's 'Personalia of the Germans at the Cape'" -- Africana Notes and News, Vol VI no 1, Dec 1948
Resolusies van die Politieke Raad (TANAP)
Dan Sleigh, Die Buiteposte
Saamgestel deur: AM van Rensburg
↑ Namen der deutschen Einwanderer 1652-1806 (Beispiele) (http://www.safrika.org/Names/PersonaliaEgs.html#CLOETE) Cloete, Jacob (S of his sons Kloote, Kloete, Kloeten). - Cologne. Arr. 1652 (?), b. 10.8.1657, got a farm on Liesbeek River 10.10.1657. Repatriated 1671, returned to the Cape as corporal, murdered 23.5.1693. (Entrance in Journal of 23.5.1693: his page lists the full text of a few entries in Personalia as an example of what information is included in the text. Information provided by Gordon Mac_Rae on July 20, 2017.
Ödt, Rheinland, Preußen, Germany") Should we change his birth place or leave it as is ?