Contents |
Johannes was born on 27 August 1785 in Antwerp as son of Jan Baptist and Catharina Isabella Begoden. [1]
In 1808 he entered military service and was assigned to the administration of the poor in Spain under Mr. Dennil. In 1809 he was placed under orders from the ordnateur and chef de l'armee du midi in Spain, M. Mathieu Faviers. He was subsequently appointed recipient of the Tresor Imperial in the County of Niebla in Andalusia and also acting Paymaster in the Cavalry Division of the 5th Corps d'armee under General de Brigade P. Soult.[1]
In 1814 he returned to the Netherlands with an honorable discharge from the general suppression of the administration of the tresor imperial of the French armee in Spain. In February 1814 he joined the War Department in Brussels. In August 1814 he was appointed commissioner of war in the Belgian legion. In February 1815 he was appointed under inspector of the 2nd class of the military administration in the 2nd department Leuven under the command of Colonel Trip. He was eventually transferred to the 1st Division at Brussels and was re-deployed from the Sub-Inspector D'Awailly for the mobile army during the campaign of 1815, under the orders of the Inspector and Chief Reuther. He was present at the battle of Waterloo.[1]
He was then transferred to the headquarters of Field Marshal Blucher for the service of the Viersen forages of the Prussian troops commanded by Count Comets de Grez. He was later transferred by the intendant general of the administration of war, as acting under inspector of the 1st class in the provinces of Liège, Namur and Luxembourg.[1]
On February 7, 1816, on request, he was appointed Under Inspector of the 1st Class of the Military Administration in the O-I countries. He departed from the Texel roadstead on January 30, 1817 on board the ship August under the command of Greveling. He disembarked at Batavia on 30 August 1817. He then went to the Moluccas in 1818. He later returned from a lost voyage and was placed in the 1st Division at Weltevreden. [1]
He was appointed lieutenant colonel on April 26, 1821. On June 28, 1821 he became commander of Buitenzorg. On December 31, 1825, he was promoted to adjutant colonel. He fought in the Java War. On November 22, 1828 he was made a knight 4th class of the Military Order of William for his participation in the war. He went to the Netherlands on 29 April 1830 on a two-year leave. He departed with the ship Ons Genoegen on September 14, 1830. On March 10, 1831, he was made a knight in the Order of the Netherlands Lion. On May 21, 1832, he was temporarily placed in the service of the Dutch army, and considered to be actively serving in the Dutch East Indies Army. On 27 May 1835 he was appointed titular general major in the Jagers van Cleerens Corps. On May 31, 1837, he was relieved of command of the troops in Sumatra's West Coast and placed at the disposal of the War Department. On October 31, 1837, he was retired. [1]
He did not sit still and went into civil service. On December 29, 1840, he was appointed resident of the Preanger Regencies. On August 2, 1845, it was decided that he would receive f312.50 a month from July 1 to delegate his wife and children to the Netherlands. The March 1846 monthly report showed that he acted with little deliberation or resilience.[2]
Finally, on May 30, 1846, he was appointed governor of the Moluccas. On September 4, 1846, he arrived at Amboina on the ship Bromo and assumed command of the Moluccas. A letter from the governor-general shows the wish to request the king to receive an annual pension of 1000 guilders on top of his military pension for his duties in the civil administration.[2]
On January 3, 1850, he was granted leave from the Moluccas to Java to restore his health. However, to no avail. He died on April 18, 1850 in Ambon.[2]
He married on June 10, 1831 to Josephine Catharina Clara Cassa in The Hague [1][3]. As far as is known, he had children with her:
Johannes werd geboren op 27 augustus 1785 te Antwerpen als zoon van Jan Baptist en Catharina Isabella Begoden. [1]
In 1808 ging hij in militaire dienst en werd ingezet in de administratie van het armee in Spanje onder de heer Dennil. In 1809 werd hij gesteld onder orders van de ordennateur en chef de l'armee du midi in Spanje, de heer Mathieu Faviers. Vervolgens werd hij benoemd tot ontvanger van de tresor Imperial in het graafschap van Niebla in Andalusië en tevens waarnemend betaalmeester bij de divisie cavalerie van het 5e korps d'armee onder leiding van generaal de brigade P. Soult.[1]
In 1814 keerde hij terug naar Nederland met eervol ontslag bij de generale suppressie der administratie van de tresor imperial der Franse armee in Spanje. In februari 1814 werd hij werkzaam bij het departement van oorlog te Brussel. In augustus 1814 werd hij benoemd tot commissaris van oorlog bij het Belgisch legioen. In februari 1815 werd hij benoemd tot onder inspecteur der 2e klasse der militaire administratie in de 2e afdeling Leuven onder het commando van kolonel Trip. Hij ging uiteindelijk over op de 1e afdeling te Brussel overgenomen en van de onderinspecteur D'Awailly nader bestemd voor de mobiele armee gedurende de veldtocht van 1815, onder de orders van de inspecteur en chef Reuther. Hij was aanwezig bij de slag bij Waterloo.[1]
Vervolgens werd hij overgeplaatst bij het hoofdkwartier van veldmaarschalk Blucher voor de dienst der Viersen foerages van de Pruisische troepen onder bevel van graaf Comets de Grez. Hij werd later overgeplaatst door de intendant generaal der administratie van oorlog, als waarnemend onder inspecteur der 1e klasse in de provincies Luik, Namen en Luxemburg.[1]
Op 7 februari 1816 werd hij op verzoek benoemd tot onder inspecteur der 1e klasse der militaire administratie bij de O-I landen. Hij vertrok op 30 januari 1817 van de rede van Texel aan boord van het schip August onder gezag van Greveling. Hij ging op 30 augustus 1817 te Batavia van boord. Hij ging vervolgens in 1818 richting de Molukken. Hij keerde later van een verloren reis terug en geplaatst in de 1e afdeling te Weltevreden. [1]
Hij werd op 26 april 1821 benoemd tot luitenant-kolonel. Op 28 juni 1821 werd hij kommandant van Buitenzorg. Op 31 december 1825 werd hij bevorderd tot kolonel adjudant. Hij vocht mee in de Java-Oorlog. Op 22 november 1828 werd hij benoemd tot ridder 4e klasse van de Militaire Willemsorde voor zijn deelname aan de oorlog. Hij ging op 29 april 1830 met tweejarig verlof naar Nederland. Hij vertrok met het schip Ons Genoegen op 14 september 1830. Op 10 maart 1831 werd hij benoemd tot ridder in de orde van de Nederlandse Leeuw.
Hij werd op 21 mei 1832 werd hij tijdelijk in dienst gesteld van het Nederlandse leger, en beschouwd als actief dienende in het Nederlands-Indisch Leger. Op 27 mei 1835 werd hij benoemd tot titulair generaal majoor bij het korps Jagers van Cleerens. Op 31 mei 1837 werd hij ontheven van het commando over de troepen in Sumatra's Westkust en ter beschikking gesteld van het departement van oorlog. Op 31 oktober 1837 werd hij gepensioneerd. [1]
Hij bleef niet stilzitten en ging over in civiele dienst. Op 29 december 1840 werd hij benoemd tot resident van de Preanger Regentschappen. Op 2 augustus 1845 werd besloten dat hij maandelijks f312,50 zou krijgen vanaf 1 juli om zijn vrouw en kinderen naar Nederland te delegeren. Uit het maandverslag van maart 1846 bleek dat hij handelde met weinig overleg of veerkracht.[2]
Uiteindelijk werd hij op 30 mei 1846 benoemd tot gouverneur der Molukken. Op 4 september 1846 kwam hij met het schip Bromo te Amboina aan en nam het gezag van de Molukken op zich. Uit een brief van de gouverneur-generaal blijkt de wens om de koning te verzoeken om een jaarlijks pensioen van f1000 bovenop zijn militair pensioen te ontvangen voor zijn taken in het civiel bestuur.[2]
Hij kreeg op 3 januari 1850 verlof van de Molukken naar Java tot herstel van zijn gezondheid. Het mocht echter niet baten. Hij overleed op 18 april 1850 te Ambon.[2]
Hij was 10 Juni 1831 gehuwd met Josephine Catharina Clara Cassa te Den Haag.[1][3] [9] Met haar kreeg hij voor zover bekend kinderen:
Have you taken a DNA test? If so, login to add it. If not, see our friends at Ancestry DNA.
Featured National Park champion connections: Johannes Baptista is 22 degrees from Theodore Roosevelt, 13 degrees from Stephanus Johannes Paulus Kruger, 24 degrees from George Catlin, 24 degrees from Marjory Douglas, 32 degrees from Sueko Embrey, 22 degrees from George Grinnell, 21 degrees from Anton Kröller, 25 degrees from Stephen Mather, 23 degrees from Kara McKean, 27 degrees from John Muir, 18 degrees from Victoria Hanover and 34 degrees from Charles Young on our single family tree. Login to find your connection.
C > Cleerens > Johannes Baptista Cleerens
Categories: Maluku | Battle of Waterloo | Antwerpen, Antwerpen | Colonial Civil Servants, Resident | Dutch East Indies, Colonial Civil Servants